archief
24/05/2021

Denkbare muziek

(Preludium, mei 2021)

In de dagdroom schuilt de ideale muziek voor een tijd dat er om redenen van pandemie stilte in acht moet worden genomen. Motto: wat nooit in het Concertgebouw klonk. Te denken valt aan koren van ongeboren stemmen, symfonieën die het papier niet hebben gehaald, prullenmanden vol uitgegumde noten. Genoeg materiaal om interessante programma’s mee te vullen. Genoeg witte plekken waar de luisteraar vrij, onbespied en ongecontroleerd zijn persoonlijke interpretatie aan kan geven.

De toekomst is een vat van mogelijkheden, de geschiedenis de som van voldongen feiten. Alleen what if ’s kunnen, althans denkbeeldig, de loop van wat was verleggen. Van de geschiedenis wordt wel gezegd dat zij wordt geschreven door overwinnaars. Dat geldt, meer dan we geneigd zijn te denken, ook voor de kunst en in het bijzonder de muziek. Aan de ene kant zijn daar de grote B’s van Bach tot en met Boulez, aan de andere kant al die kleine en klein gehouden B’s die een flets bestaan leiden in voetnoten, of, nog een verdieping lager, de marginale genieën, de helden van de doodlopende weg en de kapiteins op scheepjes-in-flessen die wegkwijnen in de voetnoten bij de voetnoten. Onbenutte kansen, verijdelde initiatieven en onvoltooide projecten hebben in de concertzaal niets te zoeken. Van ongerealiseerde muzikale meesterwerken, die zonder gevolgen voor weer andere ongerealiseerde meesterwerken zijn gebleven kunnen we alleen maar dromen, hoewel nooit zo precies als van bijvoorbeeld architectuur die papier is gebleven.

Een boek waar ik graag in blader is het vorig jaar verschenen Nooit gebouwd Den Haag [1]. De titel opent een verschiet van een niet-bestaande maar alleszins bestaanbare stad waar je met enige fantasie aan de hand van bewaard gebleven ontwerpen en artist’s impressions kunt rondlopen. Nu eens vergaap je je aan een hersenschimmig Vredespaleis als een oosters sprookje, dan weer aan een virtueel neogotisch paleis voor koning Willem II of een fabuleus 140 meter hoog kantoorgebouw van Italiaanse snit.

Hoe zou een enigszins vergelijkbaar boek over muziek eruitzien?

Niet-uitgevoerde composities te over, maar alleen partituurlezende specialisten is het gegeven – en dan nog met de nodige moeite en volharding – daarin de weg te vinden. Het feit dát zij niet zijn uitgevoerd, is ofwel omdat zij te utopisch, te weelderig, te onpraktisch of gewoon te kostbaar zijn, ofwel omdat zij, terecht of ten onrechte, niet goed genoeg werden gevonden. Er is nog een reden waarom een ongespeelde compositie zich moeilijk met een ongebouwd Vredespaleis laat vergelijken. Een afgekeurd ontwerp laat zich in principe namelijk door een goedgekeurd ontwerp vervangen, terwijl, bij ontstentenis van een functioneel programma van eisen, een door de mand gevallen pianoconcert van componist A (drie delen, 35 minuten, orkest van zestig man) zich niet door componist B tot een nieuw pianoconcert (drie delen, 35 minuten, orkest van zestig man) laat verbeteren.

Voor de concertzaal maken ongeschreven noten en ongespeelde noten nauwelijks verschil. Laten we het boek daarom Denkbare muziek noemen – het ideale geschenk voor de melomaan in tijden van pandemie.

Hoofdstuk 1 behandelt muziek die het notenpapier slechts fragmentarisch of zelfs in het geheel niet heeft gehaald. Keuze te over. Begonnen wordt met enkele tot de verbeelding sprekende voorbeelden van de eerste categorie: Zazpiak-Bat en Dialogue de la Joye et de la Raison. Zazpiak-Bat is de titel van het pianoconcert waar Ravel zijn Baskische dromen in kwijt wilde en dat ondanks herhaalde pogingen in aanzetten is blijven steken. Dialogue de la Joye et de la Raison is een toonzetting door Stravinsky van een in archaïserend Frans vertaalde gedachtewisseling van Petrarca, die de componist weliswaar na aan het hart lag maar die hij niettemin halverwege in de steek heeft gelaten (zij het zonder haar helemaal te vergeten) voor zijn compositie Perséphone. Hierna volgen, eveneens van de hand van genoemde componisten, enkele voorbeelden van de tweede, puur imaginaire categorie. De lezer is getuige van Stravinsky’s nooit gerealiseerde Liturgies, althans de koorklanken die Diaghilev, die om het werk had gevraagd, zich erbij voorgesteld moet hebben. Terug bij Ravel wordt de aandacht opgeëist door de muziek die de componist gedurende de laatste jaren van zijn leven door het hoofd heeft gespookt maar die hij, gehinderd door een geheimzinnige ziekte, niet meer heeft kunnen noteren.

Dialogue de la Joye et de la Raison (onvoltooide schets)

Hoofdstuk 2 is gewijd aan ‘onvoltooiden’. Daar zijn er massa’s van maar er wordt voorbijgegaan aan de onafzienbare stoet van halverwege aan hun lot overgelaten sonates, in de kiem gesmoorde pianotrio’s en liederen met een onuitgewerkte begeleiding en onmiddellijk doorgestoten naar het grote symfonische werk. De Onvoltooide neigt naar een op zichzelf staand genre, culminerend in de Onvoltooide oftewel de Achtste symfonie van Schubert. Veel onvoltooiden zijn met wisselend succes alsnog voltooid, vooral Negende (Bruckner, Schnittke) en Tiende symfonieën (Beethoven, Mahler). Meestal is daarbij ‘in de geest’ van het origineel te werk gegaan, een enkele keer ook in de geest van de bewerker. Instructief voorbeeld van het laatste is het in 1990 door het Concertgebouworkest in première gebrachte Rendering van Schubert/Berio, dat er geen enkele twijfel aan laat bestaan waar Schubert eindigt en Berio begint – waar, anders gezegd, historische werkelijkheid overgaat in bovenhistorische dagdroom en vice versa. In een apart onderdeel over Gedroomde Muziek ‘rendert’ de lezer à la Berio zijn eigen voltooiing van, zeg, de Tiende van Mahler. Of gaat hij zelfs een stap verder en probeert zich te verplaatsen naar en in muziek die bij vlagen aan het onvoorstelbare grenst en misschien alleen al daarom onvoltooid is gebleven. Te denken valt aan Schönbergs Die Jacobsleiter en Ives’ Universe Symphony.

Van hier is het een kleine stap naar Hoofdstuk 3, waarin aandacht wordt geschonken aan muziek die in sommige gevallen tot in het kleinste detail is beschreven zonder dat er ooit een noot van op papier is gezet. Wat te denken van de opera over Mohammed, compleet met synopsis en toonsoorten per scène, die Balzac in zijn verhaal ‘Gambara’ heeft geschonken aan het gelijknamige personage Paolo Gambara, de excentrieke componist en uitvinder van het ‘panharmonicon’? Om nog maar te zwijgen van het grensverleggende oeuvre van Adrian Leverkühn met extravagante titels als Apocalipsis cum figuris en Dr. Fausti Weheklag. De bijbehorende programmatoelichtingen kunnen geraadpleegd worden in de roman Doctor Faustus van Thomas Mann. Het is aan de lezer deze werken in de leegte van een denkbeeldig Concertgebouw naar eigen inzicht tot leven te wekken en zo zijn of haar eigen grote of kleine B te worden.

Hoofdstuk 4 – tevens het laatste – van Denkbare muziek bevat nuttige suggesties voor het schrijven van programmatoelichtingen op/recensies van niet-bestaande composities. Een paar voorbeelden: men dient het eigen gemoed niet op de muziek te projecteren; veelzeggende details verdienen de voorkeur boven nietszeggende algemeenheden; commentaar op het zielenleven van de componist is ongewenst. Vervolgens is het aan toondichters van vlees en bloed de compositorische daad bij het geschreven woord te voegen. [2]

Preludium, mei 2021

[1] Lex van Tilburg, Nooit gebouwd Den Haag (Becking & Blitz Uitgevers, Amersfoort 2019)

[2] In 2006 verscheen in het tijdschrift Tirade onder de titel ‘Lieder ohne Worte’ een aantal recensies van concerten die nooit hadden plaatsgevonden. Enkele jonge componisten wekten de recensies tot leven, waarna ensemble Klang het resultaat van hun inspanningen in première bracht.

bio
boeken
muziek
theater
archief
nieuws