archief
01/05/2014

Gewoon vergeten

(Muziek van nu, mei 2014)

Die keer in Venetië had ik nog niet één keer aan Luigi Nono gedacht. Wel een bezoek – niet eens het eerste – gebracht aan het graf van Stravinsky op het dodeneiland San Michele, Joseph Brodsky en Serge Djaghilev evenmin vergeten, op het Canal Grande Liszts ‘lugubre gondola’ gezien, in elke kerk wel echo’s van Monteverdi en vader en zoon Gabrieli opgevangen, en van Vivaldi natuurlijk. Maar Luigi Nono was afwezig. Gewoon vergeten, leek het wel.

Tot ik op aanraden van de schilder Ysbrant bij Montin belandde, een goed verstopt restaurant met een verrukkelijke tuin en dito kaart, gelegen aan een van die talloze tussengrachtjes. (vaporettohalte Zattere, meer zeg ik niet.) En daar was hij opeens, Nono, hangend aan de muur, dat wil zeggen, een ingelijst manuscript van zijn hand. Her en der wat reeksen tonen, vette viltstiftpijlen in paars, aantekeningen in rood en oranje. Zo te zien een laat werk, wie weet een schets voor Prometeo, want stond daar niet ‘Stasimo 2’? De componist, liet ik mij vertellen, was habitué van het restaurant. Zou hij een keer de rekening niet hebben kunnen betalen?

Toch vreemd, dat ik al die dagen in Venetië niet eerder aan hem had gedacht. Zoiets was me, denk ik, met Berio niet gebeurd, met Ligeti evenmin, zelfs met Stockhausen niet. Ik begon te vermoeden dat de muziek van Nono geen blijvende uitwerking op mij had gehad. En niet alleen op mij niet. Of was het toeval dat er na dat laatste grote Nono-thema in het Holland Festival van 1992 alleen bij hoge uitzondering nog een noot van deze zoon van Venetië in de Nederlandse concertzaal had geklonken? Begon de geschiedenis, die grote verslinder, een ooit roemrucht en invloedrijk, hoewel misschien niet erg intensief beluisterd want moeilijk te programmeren componist exclusief voor eigen gebruik op te eisen?

En dat, terwijl mijn eerste – althans als zodanig herinnerde – kennismaking met Nono’s werk, in het Holland Festival van 1970, mij altijd krachtig is bijgebleven. Al was het achteraf gezien mogelijk meer vanwege het militante alles-moet-anders-gehalte van al die van Marx, Auschwitz, Hiroshima doordesemde titels dan vanwege de precieze manier waarop. Het was allemaal très 1970, die juniavond in het Concertgebouw. Veel decibellen, elektronica en politiek kabaal. Jammer dat ik het okerkleurige programmaboek niet zo gauw kan terugvinden. Het zal stijf hebben gestaan van revolutionaire teksten.

Toch is het akoestische nabeeld minimaal. Nee, dan is er van die andere anti-opera, Reconstructie, die een jaar eerder in première was gegaan, meer blijven hangen. Geef me een contrabasblokfluit en een indianentooi en ik simuleer geheel in de geest van Frans Brüggen zo een nummertje ‘Quetzalcuotal’.

Nono’s Al gran sole carico d’amore, tien jaar later in het Holland Festival, was net als Reconstructie een politiek statement, maar dan een van de vreugdeloos verbeten soort. Het plotloze werk oriënteerde zich op sleutelmomenten uit de geschiedenis van communisme en klassenstrijd, en leunde zwaar op bijdragen van bekende schrijvers als Castro, Che, Marx en Lenin. Ik herinner me deze azione scenica als de genadeklap voor het laatste restje sympathie voor avant-gardistische agitprop dat mij restte.

Nog weer twaalf jaar en een gevallen Berlijnse muur later – Nono zelf was inmiddels niet meer – initieerde het Holland Festival de Nederlandse première van Prometeo, ‘tragedie van het luisteren’. Prachtige titel, maar de grootste tragedie was toch wel de bedwelmende warmte van die Siciliaanse zomeravond waarop ik, in Gibellina Nuova, het werk een jaar eerder, in 1991, voor het eerst hoorde. Gelukkig was het auditorium in kwestie matig bezet en kon je gewoon gaan en staan waar je wilde – en vooral liggen. Alleen de meest wakkere geesten slaagden er bij zulke temperaturen in, de ogen open te houden tijdens lange uren vol muisstille klanken op de rand van de stilte. Eerlijk gezegd: onvergetelijker dan het kunstwerk zelf was de weg ernaartoe. Vanuit Palermo moest je eerst langs het oude Gibellina, dat in 1968 door een aardbeving was verwoest. Bij wijze van eerbetoon aan de slachtoffers was het stadje gemummificeerd: onder handhaving van het oorpronkelijke stratenplan waren de puinhopen overdekt met een dikke laag cement en beton. IJzige aanblik van een doorgroefde, zinderend witte vlakte.

En nu is het weer twintig jaar later. De verhalen die aan het werk van Nono kleven zijn langzamerhand verdampt. De commentaren en de commentaren op de commentaren zijn zeker nog terug te vinden en na te lezen, maar meer dan ooit moet de aansporing daartoe van de muziek en van de muziek alléén uitgaan. Nieuwe luisteraars laten zich in de eerste plaats door klanken winnen, niet door politieke overtuigingen, goede bedoelingen en de interessante verhalen eromheen, nauwelijks door reputaties, en nog het minst door diepzinnige duidingen en analyses.

Ik voel me na al die jaren zelf weer zo’n luisteraar. Ik ben Nono onderweg grotendeels kwijtgeraakt, zoals me dat ook met Xenakis is overkomen. Moeilijk te zeggen waarom en waaraan precies, althans zonder zelf programmatisch te worden. In het Holland Festival hoop ik er op z’n minst achter te komen wat me ooit aan deze muziek geboeid heeft. Als zij ook nog terug te winnen valt, dan zal zij zeker op een andere manier tot mij spreken – en zwijgen.

muziekvannu.nl – mei 2014

bio
boeken
muziek
theater
archief
nieuws