bewerkt voor sopraan en instrumentaal ensemble
1994
duur: 12'
1. Я буду ждать тебя (Je t'attendrai – 1913)
2. Ничего не жди (N'attends rien – 1913)
3. А кровь! (Le Sang!, poème lithurgique – 1918)
4. Колыбельная Блаженнаго (Berceuse d'un Bienheureux, poème lithurgique - 1918
1.1.1+bcl.1+cfg –1.1.1.0 – perc (2), pft, harp – string quintet
cd Schönberg Ensemble Edition (cd 18), uitgevoerd door Barbara Hannigan, sopraan, en het Schönberg Ensemble onder leiding van Reinbert de Leeuw
uitgave: stuur een mail naar elmerschoenberger@gmail.com
De Russische componist Nikolaj Oboechov (1892-1954) studeerde aan het conservatorium van St. Petersburg bij Maximiliaan Steinberg en Nikolaj Tsjerepnin en emigreerde in 1918 naar Parijs. Hij nam compositie- en orkestratielessen bij Ravel en wijdde zich vervolgens in de marge van het muziekleven aan zijn levenswerk: het tot op de dag van vandaag grotendeels onuitgevoerd gebleven Livre de Vie, een ruim achthonderd bladzijden tellende compositie voor stemmen, vierhandig piano en croix sonore, een door de componist zelf ontwikkelde voorloper van de ondes martenot.
Van de vier oorspronkelijk voor zangstem en piano geschreven liederen op gedichten van Konstantin Balmont staan de eerste twee (uit 1913) stilistisch nog dicht bij Skrjabin. De vocale stijl is conventioneler dan de instrumentale taal met zijn gealtereerde akkoorden en tritonus-bassen. Hoewel ook de latere poèmes lithurgiques (1918) zich idiomatisch op (de late) Skrjabin laten terugvoeren, blikken zij al duidelijk vooruit op Le Livre de Vie. In de vocale partij zijn alle kenmerken van het latere werk aanwezig. Behalve ‘gewoon’ gezongen wordt er geschreeuwd (avec un cri aigu; râlant et poussant un cri perçant), gesnikt (sanglotant, avec extase), gezucht, gesteund, falset gezongen, gefloten en van de ene naar de andere toon gegleden. Dit vocale glissando kan gezien worden als symbool voor de doorbreking van de traditionele, twaalftonige afbakening van een in wezen onbegrensde klankwereld.
première op 20 september 1994 in Paradiso te Amsterdam, uitgevoerd door Lucy Shelton, sopraan, en het Schönberg Ensemble onder leiding van Reinbert de Leeuw