archief
01/11/2013

Spookachtige voorstellingen

(Muziek van nu, november 2013)

In 1969 wijdde het Haags Gemeentemuseum voor het eerst in Nederland een tentoonstelling aan de componisten van de Tweede Weense School. Ik was er als eerstejaars muziekstudent diep van onder de indruk, vooral van de vele, net-niet-aanraakbare autografen van Schönberg, Berg en Webern, waaronder de partituur van Wozzeck, die daar in glazen vitrines lagen opgeslagen. Nieuw voor mij was dat Schönberg niet alleen gecomponeerd maar ook geschilderd had. Ik heb de catalogus met z’n inmiddels verschoten, zeegroene omslag altijd bewaard, zodat ik nu met zekerheid kan zeggen dat ook dit zelfportret uit 1911 er toen hing:

Ik denk niet dat er één Schönberg-schilderij vaker in boeken en tijdschriften en op platen en cd’s is afgebeeld. We zien vanuit een soort vogelperspectief enigszins neer op een kleine, enigszins kalende, licht voorovergebogen man, die, met een wandelstok in zijn handen geklemd en die handen weer tegen de rug gedrukt, wegloopt van de toeschouwer. Het is een stil maar dramatisch schilderij. Je kunt je afvragen wie hier eigenlijk wie de rug toekeert: de afgebeelde de kijker, de componist zijn publiek, of zijn we het zelf, die ons van hem afgewend hebben?

Vele jaren later zijn de schilderijen van Schönberg, inclusief dit zelfportret, opnieuw in Nederland te zien, dit keer in Amsterdam in het Joods Historisch Museum, dat van 18 november tot 16 maart 2014 een expositie wijdt aan Schönberg & Kandinsky. Tegendraads in kunst en muziek. Achter de combinatie van deze twee namen gaat een interessant verhaal schuil van een artistieke vriendschap die haar oorsprong vindt in een brief die Kandinsky in 1911 aan Schönberg richtte. Kandinsky, onder de indruk van een concert met werken van Schönberg, verklaarde zichzelf hierin tot geestverwant van de componist. ‘Das selbständige Gehen durch eigene Schicksale, das eigene Leben der einzelnen Stimmen in Ihren Compositionen ist gerade das, was auch ich in malerischer Form zu finden versuche.’ Ofwel: wat u in uw muziek doet, is wat ik in mijn schilderwerk nastreef. Krap een jaar later droeg de Russische schilder een beschouwing over Schönbergs picturale oeuvre bij aan het liber amicorum-achtige boek waartoe Schönbergs discipelen het initiatief hadden genomen. De bewonderde collgea-kunstenaar schilderde niet, meende Kandinsky, om iets ‘schönes’ of ‘liebenswürdiges’ te maken. Nee, het ging hem erom ‘nur seine subjektive “Empfindung” zu fixieren’. Aan de voorstelling zelf dacht hij niet eens.

Wanneer ik naar Schönbergs zogeheten Blicke en Visionen kijk,denk ik ongeveer te begrijpen wat Kandinsky bedoelde. Het zijn nogal spookachtige voorstellingen, sommige hebben iets Munch-achtigs, meer blik dan gelaat, meer uitdrukking dan vorm, en het is de vraag of een vakman deze schilderijen op z’n kunsthistorische ruggengraat moeiteloos – als typisch symbolistisch of typisch expressionistisch – van vóór het begin van de Eerste Wereldoorlog zou dateren. ‘Schön’ zijn ze inderdaad niet, ‘liebenswürdig’ evenmin, maar probeer ze maar eens te vergeten. Met karakteristiek zelfbewustzijn maar ook met zelfkennis zou Schönberg er jaren later over zeggen: ‘Het is iets wat alleen ik gemaakt kan hebben, want het komt voort uit mijn natuur en staat haaks op de natuur van een echte schilder.’

Schönberg beschouwde zichzelf kennelijk niet als een ‘echte’ schilder. ‘As a painter I was absolutely an amateur,’ bekende hij nog weer tien jaar later, in 1948, in een Amerikaans radio-interview. Wat hem niet belette te verklaren: ‘In fact it was to me the same as making music.’ Het verschil is dat Schönberg in making music – wat men ook over die muziek vindt – de volmaakte vakman was, een die het hele stilistische palet, inclusief het klassiek-romantische, tot in de finesses beheerste.

Dat we Schönbergs schilderijen nog steeds willen zien, is niet alleen om wat ze zijn maar ook, misschien zelfs vooral, om wie ze gemaakt heeft. Het is de vraag of zijn schilderkunstige opera omnia even minutieus en uitputtend gedocumenteerd zouden zijn (zie de door het Arnold Schönberg Center in 2005 uitgegeven tweedelige, vuistdikke catalogue raisonné) als Schönberg Schönberg niet was geweest, de man van ‘Einer hat es sein müssen’. Toch is het fascinerend om te zien hoe de componist zijn violon d’Ingres bespeelde. En hoe hij, toen de schilderdrift tot bedaren was gekomen, zich op arts & crafts-achtige wijze bekwaamde in het ontwerpen van speelkaarten, schaakstukken en meubilair.

Grappig (of juist helemaal niet grappig) om te zien dat het Gemeentemuseum in zijn verantwoording van zijn tentoonstelling destijds onder meer wees op de opvallende aandacht die het Concertgebouworkest en het Residentie Orkest de laatste jaren hadden besteed aan Schönberg en zijn leerlingen. ‘Het schijnt dat het ijs langzamerhand is gebroken.’ Wie veertig jaar later de seizoenfolders van onze symfonieorkesten bekijkt, neigt tot de conclusie dat het weer begint te vriezen.

Muziekvannu.nl – november 2013

bio
boeken
muziek
theater
archief
nieuws